Per 10 maart 2020 is de herziene Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD III) opgenomen in het Nederlandse Bouwbesluit 2012. Vanaf deze datum moeten gebouwen en (technische) installaties in gebouwen aan nieuwe eisen voor de energieprestaties voldoen. Met deze regelgeving wordt het (fossiele) energiegebruik in gebouwen gereduceerd en worden instrumenten geïntroduceerd die van belang zijn voor de energietransitie en bij verdere stappen om te komen tot een CO2-arme gebouwde omgeving.
Voor wie is de EPBD III relevant?
Deze regelgeving is gericht op organisaties en personen die actief zijn op het terrein van de gebouwde omgeving. Daarbij gaat het om woningcorporaties, gebouweigenaren, huurders, technisch dienstverleners en installateurs, bouwbedrijven, bouwmaterialenindustrie, bouw- en woningtoezichtinstanties, netbeheerders, architecten, keuringsinstanties en gemeenten. Onze leden zijn al volop bezig met deze EPBD III wetgeving.
Welke installaties vallen onder de EPBD III?
In het Bouwbesluit worden installaties ‘Technische Bouwsystemen’ genoemd. Onder technische bouwsystemen worden systemen verstaan voor ruimteverwarming, ruimtekoeling, ventilatie, warm tapwater, ingebouwde verlichting, lokale opwekking van elektriciteit en gebouwautomatisering‐ en controlesystemen.
EPBD III uitgewerkt in werkdocument voor installateurs
Techniek Nederland heeft geconstateerd dat er mogelijk een afwijking bestaat tussen de Bouwregelgeving en de interpretatie van de uitvoerder van de regeling. Dat heeft veel discussie opgeleverd. Er is veel afstemming nodig geweest tussen Techniek Nederland en de wetgever. Dit heeft tot een informatiedocument geleid, als handreiking naar onze leden zodat u uw klanten goed kunt informeren in het werkproces.
Informatieplicht naar de klant over gevolgen van EPBD III
Het is bijvoorbeeld belangrijk om in de offerte duidelijk te vermelden wat de werkzaamheden zijn. U heeft de plicht om uw klant te informeren over de implicaties van de EPBD III. Zorg ervoor dat u in uw dossiervorming duidelijk aantoont dat u aan de verplichtingen voldoet. Welke verplichtingen zijn dat dan en hoe kunt u er rekening mee houden?
Download hier het informatie document EPBD III dat Techniek Nederland heeft opgesteld voor haar leden om deze wetgeving te vertalen naar de praktijk. |
Algemene informatie over de EPBD III
Wat is er veranderd in de wetgeving?
De maatregelen uit de EPBD III zijn onderverdeeld in 3 pijlers:
1. Eisen energiezuinigheid voor installaties in gebouwen
Om gebouwen energiezuiniger te maken stelt de Rijksoverheid eisen aan installaties in gebouwen. Als u een nieuwe installatie installeert of een bestaande installatie aanpast, gelden er eisen voor de energieprestatie en het adequaat dimensioneren, installeren, inregelen en de instelbaarheid van installaties. Deze eisen zijn van toepassing op installaties voor ruimteverwarming, ruimtekoeling, ventilatie, warm tapwater, ingebouwde verlichting en gebouw automatiserings- en controlesystemen. Ook moet de installateur aan de gebouweigenaar een document overhandigen van de energieprestatie van de installatie. De installateur kan daarbij gebruik maken van een standaard format en een digitale rekentool ontwikkeld door de RVO.
Tot slot eist de Rijksoverheid dat u zelfregulerende apparatuur aanbrengt voor het reguleren van de temperatuur in aparte verblijfruimtes, zoals een thermostatische radiatorknop of een kamerthermostaat. Lees het ‘Informatie document voor installateurs’ voor onze reactie op deze regel in hoofdstuk 2.3 en 3.4.
In het rapport “Eisen vanuit de EPBD III Richtlijnen voor technische bouwsystemen in bestaande en nieuwbouw woningen en kleine utiliteit” wordt uitleg gegeven over een aantal onduidelijkheden zoals die bestaat voor de regeling per vertrek.
Daarover is het volgende gesteld:
“Voor het voldoen aan de eisen voor regeling per ruimte bij verwarming en koeling volstaat een ‘master-slave’-regeling om te voldoen aan de eisen. Dit staat los van de constatering dat met een ander type regeling een hoger comfortniveau en een lager energiegebruik mogelijk is. Opgemerkt wordt dat verschillende marktpartijen op privaatrechtelijke gronden wel strengere eisen stellen aan de regeling van verwarming en koeling”.
Met verschillende marktpartijen wordt bedoeld de privaatrechtelijke garantievoorwaarden van bijvoorbeeld Woningborg, SWK, etc. Daarin kan men een hoger kwaliteitsniveau eisen dan het wettelijke (Bouwbesluit).
Lees meer over de systeemeisen technische bouwsystemen - EPBD III.
2. Keuringen van verwarmings- en airconditioningsystemen en GACS
De Rijksoverheid past keuringsverplichtingen voor verwarmings- en airconditioningsystemen aan. U moet verwarmings- en airconditioningsystemen voortaan vanaf een nominaal vermogen van 70 kW om de vier of vijf jaar keuren. Is één van beide systemen gekoppeld aan een ventilatiesysteem, dan moet u dit ventilatiesysteem ook keuren. Daarnaast is de verwarmingskeuring voortaan van toepassing op het gehele verwarmingssysteem, niet alleen op de stookinstallatie. De keuringsverplichtingen gelden niet als er een energieprestatiecontract is of een gebouw automatiserings- en controlesysteem. Voor de invulling van de keuring is een overgangsperiode van twee jaar. Hierdoor verandert er voor de inspectiebedrijven nu niet direct iets. Dit betekent dat de huidige keuringen (EPBD aircokeuring en SCIOS) tot 10 maart 2022 in de huidige vorm kunnen blijven bestaan als invulling van de keuringsverplichting.
De gemeenten of omgevingsdiensten handhaven de EPBD in zijn geheel. Dat was voorheen niet zo. Zij zullen de handhaving de komende periode intensiveren.
In dit handige handhavingsoverzicht ziet u in één oogopslag hoe toezichthouders controleren of aan de eisen vanuit de EPBD is voldaan.
Utiliteitsgebouwen met verwarmings- of airconditioningssystemen met een vermogen van meer dan 290 kW moeten vanaf 1 januari 2026 zijn voorzien van een gebouwautomatiserings- en controlesysteem (GACS). Er zijn voorwaarden gesteld aan de GACS.
Download Checklist technische eisen GACS (rvo.nl)
Lees meer over de voorwaarden aan GACS en technische keuringen verwarmings- en aircosystemen - EPBD III.
3. Laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer
Om het gebruik van elektrisch vervoer te stimuleren moet er in de (private) gebouwde omgeving bij nieuwbouw of ingrijpende renovatie laadinfrastructuur (loze leidingen) worden aangelegd voor elektrische voertuigen.
Van ingrijpende renovatie is sprake als meer dan 25 procent van de oppervlakte van de integrale gebouwschil wordt vernieuwd, veranderd of vergroot. Deze definitie van ingrijpende renovatie sluit aan op de definitie die al eerder op grond van de EPBD in het Bouwbesluit is opgenomen.
Met deze verplichting moet al bij de ontwikkeling van bouwplannen rekening worden gehouden. De verplichting geldt alleen voor woon- of utiliteitsgebouwen met meer dan tien parkeerplaatsen. Daarnaast komt er vanaf 1 januari 2025 een verplichting tot het aanleggen van laadinfrastructuur bij bestaande utiliteitsgebouwen met meer dan 20 parkeerplekken, ook als deze gebouwen niet worden verbouwd.
Lees meer over de laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer - EPBD III.
Heeft u vragen over deze wetgeving? De RVO heeft een helpdesk waar u terecht kunt met uw vragen over deze wetgeving en de rekentool: tel. 088-0424242, keuzeoptie 2.