Ondergrondse Infratechniek,
Techniek in de openbare ruimten
Techniek Nederland streeft naar één veiligheidsnorm voor openbare verlichtings (OVL) installaties in Nederland. Daarom verzocht ze de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om voor alle OVL-installaties NEN1010 van toepassing te verklaren. In het ‘Codebesluit veiligheid bestaande laagspanningsnetten’ van 22 september 2022 geeft de ACM aan het verzoek van Techniek Nederland niet meegenomen te hebben. Dit omdat OVL-installaties niet tot het laagspanningsnet behoren, maar van de afnemer zijn. De vraag is nu: levert de code nu duidelijkheid over de veiligheid of niet?
Feitelijk zijn er twee verschillende onderwerpen c.q. uitgangspunten voor de openbare verlichting van toepassing:
Aanrakingsgevaar dus omgevingsveiligheid
Uitgangspunt 1: als bij een laagspanningswisselstroomnet de aanraakspanning 50V of hoger wordt, moeten de beveiligingen in dit laagspanningsnet binnen 5 seconden uitschakelen. Als bij een laagspanningswisselstroomnet in een RISICOGEBIED de aanraakspanning 25V of hoger wordt, moeten de beveiligingen in dit laagspanningsnet binnen 5 seconden uitschakelen.
Bovenstaande eisen voor laagspanningsnetten van de netbeheerder, betreffen eisen op het gebied van aanrakingsgevaar voor de omgeving. De netbeheerders moeten hier al enige tijd aan voldoen. Echter zijn de netten van de netbeheerders niet allemaal zo ingericht dat dit ook kan. Het een en ander blijkt uit het Codebesluit.
Het doel van Techniek Nederland was echter om duidelijkheid te verschaffen over de vraag: Is het veilig - en dus tijdig - uitschakelen van openbare verlichting op elektrisch gebied verplicht volgens de NEN1010? Met als bijkomend resultaat omgevingsveiligheid.
Elektrische veiligheid, NEN1010
Uitgangspunt 2: gezien het feit dat de ACM de OVL-installatie beschouwt als een installatie die niet tot de laagspanningsnetten behoort, zijn de benoemde veiligheidseisen wel relevant, maar niet van toepassing op de OVL-installaties.
Als eerste moet worden vastgesteld of er sprake in van een TN-stelsel of een TT-stelsel. In een TN-stelsel zorgt de netbeheerder voor een aarde. In een TT-stelsel levert de netbeheerder geen aarde en dient de installatie voorzien te zijn van een eigen aarde. Stichting Openbare Verlichting Nederland (OVLNL) stelt onder paragraaf 4.2 van het besluit, in alinea 79 het volgende: “de netbeheerder is in de praktijk terughoudend om deze toestemming te verlenen om gebruikt te maken van een door hen meegeleverde aarde, omdat de netbeheerder niet kan garanderen dat deze aardingsvoorziening van voldoende kwaliteit is. Hierdoor is het niet in alle gevallen duidelijk of de OVL voldoende geaard en elektrisch veilig is. Om de veiligheid van de OVL te garanderen, stelt OVLNL dat een separaat aardingsnet aangelegd zou moeten worden”.
Op basis van deze stelling en op basis van de onderzoeken die ACM heeft laten uitvoeren, concluderen we dat de aarding in veel OVL-installaties op dit moment onvoldoende is, als deze voorzien wordt door de netbeheerder. Dat zou dit betekenen dat in al deze gevallen een aparte aarding zou moeten worden voorzien en er daarmee sprake is van een TT-stelsel.
Als we dat uitganspunt kiezen, zijn er dus twee mogelijkheden voor het tijdig uitschakelen van een foutstroom volgens de NEN1010:2015 tabel 41.1 en artikel 411.3.2.4 of NEN1010:2020 tabel 41.1 en artikel 411.3.2.4.
In geval van een TT-stelsel waarop eindgroepen zijn aangesloten geldt volgens bovenstaande een maximale uitschakeltijd van 0,2 sec. Bij gebruik van een TT-stelsel waarop een distributiegroep is aangesloten geldt dan een maximale uitschakeltijd van 1 sec. Volgens de NEC64 is dit volledig van toepassing op alle OVL-installaties.
Leidt het code besluit nu tot veiligere OVL-installaties?
In ieder geval is duidelijk dat de ACM stelt dat OVL-installaties niet beschouwd mogen worden als onderdeel van het laagspanningsnet. Daarmee moet een OVL-installatie dus net als iedere andere nageschakelde installatie volgens het bouwbesluit voldoen aan de NEN1010. De ACM heeft verder geen aanpassingen gedaan aan het codebesluit, maar is met deze toelichting daarover wel duidelijk.
OVL-installaties behoren nimmer tot het laagspanningsnet en zijn altijd nageschakelde installaties die volgens het bouwbesluit moet voldoen aan de NEN1010. Dus ja, indirect leidt deze duidelijkheid tot veiligere OVL-installaties.
De informatie die het codebesluit biedt, baart ons echter ook nog wel zorgen. De belangrijkste redenen dat de netbeheerders niet verplicht worden te zorgen voor aarding van OVL-installaties, zijn de kosten en capaciteit. Duidelijk is dat veel OVL-installaties nog niet voldoen aan de gestelde veiligheidseisen. Als geld uiteindelijk leidend gaat zijn in het tempo waarin de installaties worden aangepast tot het vereiste veiligheidsniveau, dan zullen er zonder een stok achter de deur, nog lang onveilige OVL-installaties blijven bestaan in Nederland.
Daarom ziet Techniek Nederland graag dat, net als in het codebesluit, er ook voor alle OVL-installaties een duidelijke verplichting komt voor eigenaren dat ze ten minste bij aanpassingen van de installatie en toch zeker binnen een reële termijn van ca. 10 jaar ervoor zorgen dat alle OVL-installaties voldoen aan de NEN1010.